- that
- adj. die, dat--------adv. die, dat--------conj. dat--------pron. die, datthat1[ ðæt, 〈in betekenis II〉 ðət, 〈sterk〉 ðæt] 〈meervoud: those [ðooz]〉I 〈aanwijzend voornaamwoord〉1 die/dat2 die/datgene ⇒ hij, zij, dat♦voorbeelden:1 that's Alice • dat is Alicethat's life • zo is het leventhat is (to say) • dat wil zeggen, te weten, tenminstewho's that crying? • wie huilt daar (zo)?〈aan telefoon, Brits-Engels〉 who's that? • met wie spreek ik?the best linen is that from Flanders • het beste linnen komt uit Vlaanderenjust like that • zo maar (even)don't yell like that • schreeuw niet zohe's into Zen and all that • hij interesseert zich voor zen en zohe isn't as stupid as all that • zo stom is hij ook weer nietthat's that • dat was het dan, zo, voor mekaar, dat zit erop; 〈als bevel〉en nou is 't uit!2 those going by train • diegenen die met de trein gaan¶ 〈informeel〉 that's it • dat is 't hem nu juist, dat is (nu juist) het probleem; dat is wat we nodig hebben/de oplossing/het; dit/dat is het eindeit's practical and beautiful at that • het is praktisch, en bovendien nog mooi ookwe left it at that • we lieten het daarbij/maar zowith that • (onmiddellijk) daarnaII 〈betrekkelijk voornaamwoord〉1 die/dat ⇒ wat, welke2 〈ook als betrekkelijk bijwoord te beschouwen〉dat ⇒ waarop/in/mee 〈enz.〉♦voorbeelden:1 the chair(s) that I bought • de stoel(en) die ik gekocht heb2 the day that he arrived • de dag dat/waarop hij aankwamthe house that he lives in • het huis waarin hij woont————————that2[ ðæt] 〈bijwoord〉 〈informeel〉1 zo(danig)2 heel ⇒ heel erg, zo♦voorbeelden:1 she's about that tall • ze is ongeveer zo groot2 its not all that expensive • het is niet zo verschrikkelijk duur————————that3[ ðæt] 〈determinator; meervoud: those〉1 die/dat2 dat/die ⇒ de/het♦voorbeelden:1 at that point • toendo you see that house? • zie je dat huis daar?do you want this hat or that one? • wil je deze hoed of die?2 that smile of his • die glimlach van hem————————that4[ ðət, 〈sterk〉 ðæt]I 〈onderschikkend voegwoord〉1 dat ⇒ het feit dat2 〈doel〉opdat ⇒ zodat3 〈reden of oorzaak〉omdat ⇒ (om het feit) dat, doordat4 〈gevolg〉dat ⇒ zodat♦voorbeelden:1 it was only then that I found out that … • pas toen ontdekte ik dat …〈formeel〉 that he refused surprised her • (het feit) dat hij weigerde verbaasde haarshe knew that he was ill • ze wist dat hij ziek was2 she held it up that all could see • ze hield het omhoog zodat iedereen het kon zien3 he's the better candidate in that he has experience • hij is de beste kandidaat omdat hij ervaring heeftnot that I care, but … • niet dat het mij iets kan schelen, maar …4 so high that one cannot see the top • zo hoog dat men de top niet kan zienI didn't go, that he would not follow me • ik ben niet gegaan, zodat hij me niet zou volgen¶ for all that she tried • hoe zeer zij zich ook inspandeanywhere that you would like to go • waar je ook naar toe zou willenII 〈nevenschikkend voegwoord; in uitroep〉1 dat♦voorbeelden:1 that it should come to this! • dat het zover moest komen!
English-Dutch dictionary. 2013.